2. Bloedgeld
Veel Urker kinderen werken in de vishandel, waar ze ansjovis koppen, haring kaken en mosselen en garnalen pellen. Een vies werkje dat bovendien niet goed betaald. Het is een extra motivatie om Urk te verlaten en als dienstmeisje aan de slag te gaan.
Haring speten in de ‘hange’ (Stichting Urker Toal)
Toch noemen de meisjes hun loon wel ‘bloedgeld’. Het werk is namelijk niet gemakkelijk. Het huishouden is in deze tijd nog heel intensief en bovendien hebben ze ook nog andere taken: op de kinderen passen en/of helpen in winkel of boerderij.
Lubbetje van Urk zorgt op 15-jarige leeftijd al voor de twee kinderen van een weduwnaar (particuliere collectie)
Op wasdag werken de meisjes vaak van 6 uur ’s ochtends tot 10 uur ’s avonds. Mariap schrijft in een brief aan een vriendin:
“’s Maandags 6 uur sta ik al te wasschen, en dan moet het diezelfde dag in de bleekpoeier, opgespoeld, alles stuk voor stuk uitgeklopt, opgevouwen, en dan gaat het in een groote vierkante bak naar de zolder, waar hij dan ’s Maandagsavonds om tien uur hangt. Nu begrijpt je wel dat ik dan een reuzedrukke dag heb, want de wasch komt geen mensch aan.”
Fragment uit een brief van Mariap van Urk aan Dirkje Snijder (Vrienden van Urk)
Sommige meisjes zijn onderdeel van het gezin en voelen zich verwend. Ze krijgen goed te eten en komen al snel kilo’s aan. Anderen eten op hun eentje in de (onverwarmde) keuken en krijgen restjes voorgeschoteld.
Sommige werkgevers testen hun meisje door geld onder het tapijt achter te laten. Zal ze de rijksdaalder inpikken of geeft ze -em terug? Sommigen worden onterecht beschuldigd van diefstal.
In dat laatste geval pakt het meisje haar koffertje en zoekt een nieuw ‘diensien’.
Meer weten? Lees hier het verhaal over het dienstmeisje van Aletta Jacobs.